maandag 25 juli 2011

Klein mysterie 266 – Kerkstraat

Worden de overbodige Horster verkeersborden (klik hier) soms omgesmolten tot overbodige verwijzingsborden? Vergeef me m’n cynisme, maar bij het zien van deze onlangs geplaatste borden (op parkeerplaats Patronaat
en tegen de muur van het atrium van de Sint-Lambertuskerk)
komt zo’n vraag als vanzelf bij me op.
Ooit hadden we toch met z’n allen bedacht dat straatnaambordjes een doeltreffend middel zijn om de locatie van een straat aan te duiden?
En nu zouden alleen straatnaambordjes ineens niet goed genoeg meer zijn? Vreemd. Zeker als je bedenkt dat het verwijzingsbordje bij de atriummuur op nog geen tien meter van het straatnaambordje ‘Kerkstraat’ hangt.
Wie verzint zoiets? Neringdoenden ongetwijfeld. De verzamelde Kerkstraatse winkeliers onder leiding van de kundigste Horster geometrist van 2010, die tevens de eerbiedwaardigste Horster parkeerproblemenanalist van 2010, de wildst om zich heen meppende Horster middenstander van 2010 en de meest adequate Horster kwakzalver van 2010 was? Lijkt me bepaald niet uitgesloten.
Waarom staat het gemeentebestuur dit soort overbodigheid toe, juist op een moment dat het kenbaar maakt drastisch te willen snoeien in het aantal verkeersborden? Is me werkelijk een raadsel.
Wie is de vormgever van de borden? Geen idee, maar het zou me verbazen als hij of zij de grafische school gediplomeerd heeft verlaten.
Waarom tref je (nog) geen bordjes aan die verwijzen naar de winkels in de Loevestraat, in de Herstraat, in de Steenstraat, in de Schoolstraat, op de Veemarkt, op het Wilhelminaplein, op het Sint-Lambertusplein? Eveneens keine Ahnung. Wel lijkt me dat de middenstanders aldaar enig recht van spreken hebben, mochten ze zich beklagen over het ontbreken van verwijzingsbordjes naar hun straat.
Bovenstaande vragen zijn echter allemaal ondergeschikt aan de hoofdvraag: wat zouden de Horster centrumstewards (zoals Joep van Douveren) van die bordjes vinden? Het kan niet anders of die dames en heren zullen zich behoorlijk in hun hemd (of in dit geval waarschijnlijk hesje) gezet voelen. Hun belangrijkste taak (‘dienstverlening naar het winkelende publiek’) wordt ze op deze manier zo maar even uit handen genomen. Of zijn die borden misschien bedoeld om de centrumstewards weer weg te bezuinigen?
Ligt het eigenlijk aan mij dat ik nog altijd geen centrumstewards in actie heb gezien, terwijl ze al sinds 1 juli in functie zouden moeten zijn?
Ganz nebenbei bemerkt: zowel in de wereldstad Praag als in de wereldstad Berlijn heb ik afgelopen week geen centrumsteward gezien (wel een enigszins dubieuze kok). Verwijzingsbordjes naar winkels in verderop gelegen straten trouwens evenmin.

Actualisatie – Voetpad

Herinnert u zich de man met trilby hoed nog die ik onlangs ontmoette in de Burgemeester Geurtsstraat, hand in hand met z’n kleindochter een wandelingetje makend? Inderdaad, hem bedoel ik:
Geloof het of niet, maar ik liep het duo afgelopen dinsdag in Praag weer tegen het lijf! Kleindochter had nu een strikje in heur haar en hield opa bij de Karelsbrug vast aan z’n linkerhand
en op het Václavské náměstí aan z’n rechter.
Hoe vertederend: opa die z’n kleindochter de wereldstad Praag toont en het meisje dat zich bij hem geborgen weet te midden van de mensenmassa’s die het centrum van Praag dagelijks overstromen. Ik was er nu echt van overtuigd: Paul Mijksenaar, de gerenommeerde grafisch ontwerper die onlangs beweerde dat de man met trilby hoed een obscuur heerschap met oneerbare bedoelingen is, had zich schromelijk vergist.

Zo dacht ik er althans tot dinsdag over. Een dag later kwam ik de man met trilby hoed opnieuw tegen. Nu terwijl hij een trap afliep. Zonder kleindochter!
In al m’n onnozelheid dacht ik aanvankelijk nog dat opa op weg was naar de bakker om van die lekkere Tsjechische broodjes te halen en z’n kleindochter even alleen had achtergelaten in dat vertrouwenwekkende grote gele hotel op de achtergrond.
Enkele uren later besefte ik dat m’n aangeboren naïviteit me weer eens parten had gespeeld. Op een zebra in het stadscentrum spotte ik ‘opa’ andermaal. Andermaal zonder ‘kleindochter’. Met z’n trilby hoed veel dieper over z’n ogen getrokken dan eerder het geval was geweest.
Ik riep ’m nog toe waar z’n kleindochter gebleven was, maar hij keek niet op of om. De gladakker!
Uiteraard heb ik terstond aangifte gedaan bij de Praagse politie. Die zag gelukkig de ernst van de zaak in en heeft er meteen een sterke jongen op gezet.
Terwijl ik nog steeds in onzekerheid verkeer over het lot van het meisje (zodra ik meer weet, stel ik u op de hoogte), trek ik alvast twee lessen uit dit drama:
1. altijd op je hoede zijn als je een man met trilby hoed tegenkomt met aan z’n linker- dan wel rechterhand een meisje, al dan niet met een strik in heur haar;
2. nooit meer twijfelen aan de autoriteit van Paul Mijksenaar.

Intermezzo – Cambrinus, Kunst en de Buren

In een kolossaal leegstaand kantoorpand in een gribus aan de rand van een grauwe Praagse buitenwijk bezocht ik woensdag de Prague Biennale 5 en de Prague Biennale Photo 2.
Ergens had ik gelezen dat je er op z’n minst een dag voor uit moest trekken. Ik had in nauwelijks meer dan een uur alles gezien. Dat had twee oorzaken. In de eerste plaats bleek de manifestatie helemaal niet zo omvangrijk: in een gemiddeld museum hangt en staat meer. Daarnaast kon het merendeel van de geëxposeerde werken me gewoon niet genoeg boeien. Dit had weer te maken met het feit dat het in de meeste gevallen niet om kunstobjecten ging die het van hun schoonheid moesten hebben, maar van het idee of het verhaal erachter. En als dat idee of verhaal erachter dan ontbreekt of onbegrijpelijk is, dan valt er weinig te genieten (Al kon dit eerbetoon uit 2010 van Anna Cardoso aan Wittenhorst me natuurlijk wel bekoren.)
Na terugkomst uit Praag trof ik in mijn mailbox een e-mail aan van Jan Duijf, de organisator van Cambrinus, Kunst en de Buren:

Hallo Wim,
Toevallig zie ik dat je in mei naar Twente bent afgereisd voor een Biënnale in Hengelo en Hummelo. Als Cambrinus, Kunst en de Buren op de eigen Venrayseweg maar voor de helft zo goed zou zijn, dan zou je dat tevreden stellen, mijmer je. We hebben er met veel mensen hard aan gewerkt om alle bezoekers een volmondig ‘ja’ op die vraag te ontlokken. Ik ben dus benieuwd naar je reactie (alhoewel Twente en Venrayseweg niet zo vergelijkbaar zijn als de woordjes Biënnale en Kunst in de titel doen vermoeden). Aangezien ik niks op je blog terug zie, heb ik ’t vermoeden dat je wat hebt gemist. Ben je geweest of heb je er iets van meegekregen? Ben benieuwd.

Vriendelijke groet,

Jan Duijf

Waarom schrijf ik wel over kunstmanifestaties die ik bezoek in Hengelo, Hummelo, Venray en Praag en blijft het stil als er nota bene in m’n eigen achtertuin een driedaags multidisciplinair kunstfestival plaatsvindt? Wat je van ver haalt, hoeft toch niet altijd lekkerder te zijn? Waarom wel regelmatig klagen over het culturele klimaat in Horst, maar niet thuis geven bij zo’n lovenswaardig initiatief? Hoewel ik nog altijd zelf bepaal waar ik wel of niet over schrijf, toch meer dan gerechtvaardigde vragen. Alleen jammer dat het antwoord eigenlijk te banaal voor woorden is: alsof de duivel ermee speelde zat juist in het weekeinde van Cambrinus, Kunst en de Buren (1, 2 en 3 juli) mijn zeker in voetballoze perioden meestentijds vrij lege agenda volgepropt met activiteiten en verplichtingen. Daardoor ontbrak het me gewoonweg aan tijd om langs te gaan op de afgesloten (hulde aan de gemeente!) Venrayseweg. Klinkt slap en goedkoop, ik weet het. Toch is het de waarheid en niets dan de waarheid.
Jan heeft dus gelijk met z’n vermoeden dat ik wat heb gemist. Letterlijk en figuurlijk, want ik heb begrepen dat Horst aan de Maas drie dagen lang een bijzonder welkome culturele kwaliteitsinjectie heeft gekregen. Kunnen we niet afspreken dat Jan, tegen z’n voornemen in, volgend jaar toch nog een tweede Cambrinus, Kunst en de Buren organiseert en dat ik de datum dan nu al vrijhoudt in m’n agenda?

Intermezzo – Verschnaufpause (5)

Jazeker, het was weer eens tijd voor een Verschnaufpause. Een dag Bad Schandau (aan de Duits-Tsjechische grens), vier dagen Praag, twee dagen Berlijn. Allemaal per trein. Veel moois gezien, veel lelijks, veel onbegrijpelijks. Veel water ook, en helaas niet alleen van de Elbe, de Moldau en de Spree.
Van mijn oorspronkelijke voornemen hier een gedetailleerd reisverslag te publiceren, zie ik af. Dat zou immers volkomen in het niet vallen bij het relaas dat onze burgervader gedurende zes weken in Hallo Horst aan de Maas publiceert over z’n vakantieperikelen: ‘[We] hebben een caravan gehuurd; zo één die je alleen maar hoeft aan te koppelen. Alles zit erop en eraan, zeggen ze. Alleen voor kleren en beddengoed moet je zelf zorgen. We gaan dus kamperen. Hoewel ik er niet echt naar uitkijk om zolang achter het stuur te zitten en Jolanda vroeger kamperen altijd omschreef als kramperen.’ Als dat maar goed gaat! Ben razend benieuwd naar het vervolg! Ik voorzie overigens een bestseller als Hallo die stukjes na afloop zou bundelen tot een boekje.

Van míjn vakantiewederwaardigheden dus geen gedetailleerd verslag, slechts wat losse observaties. Zo kunnen de ijsjes in Bad Schandau,
Berlijn
en vooral Praag
beslist wedijveren met de nummer 1 van mijn top 5 van Horster ijsjes, dat van Lo Solé in Sevenum.
Verder werd me duidelijk dat vermistedierenbriefjes geen exclusief Horster of Nederlands fenomeen zijn. Midden in Praag trof ik er zelfs een in het Russisch aan:
En mocht u Ziggy terugbezorgen bij de rechtmatige eigenaar, dan wacht u een financiële beloning (niet dat m’n Tsjechisch nou zo goed is, maar die laatste zin kán gewoon niets anders betekenen):
Waar hebben we dat meer gelezen?
Er zijn wel meer opmerkelijke overeenkomsten tussen Horst en Praag. Zo denken aanhangers van vermeende topvoetbalclubs in al hun arrogantie dat een afkorting (Horst)
of een jaartal (Praag)
volstaat om duidelijk te maken welke club ze verafgoden.

Ook protserige hotels vind je zowel hier als daar, al moet ik bekennen dat het stalinistische Praagse Crown Plaza Hotel
het Horster Parkhotel
in dit opzicht naar de kroon steekt.

Ten slotte: onvermijdelijk tijdens zo’n reisje zijn de toeristische topattracties. Ik moest er in sommige gevallen uren voor in de rij staan, maar dan heb je ook wat: de drijvende drol (Praag),
de man op de ladder-zonder-begin (Berlijn)
en de artistieke boodschap (gemengde technieken) van de anonieme onheilsprofeet (Berlijn).

zaterdag 16 juli 2011

Top 5 – Volkomen gedateerde eendimensionale gepersonifieerde dan wel geanimaliseerde figuratieve Horster reclame-uitingen, die juist vanwege die oubolligheid tegelijkertijd ook wel weer charmant zijn

Tja, wat zou ik nog moeten toevoegen aan de qua lengte enigszins uit de hand gelopen titel van deze bijdrage? Niets eigenlijk. Of het zou moeten zijn dat die volkomen gedateerde eendimensionale gepersonifieerde dan wel geanimaliseerde figuratieve Horster reclame-uitingen, die juist vanwege die oubolligheid tegelijkertijd ook wel weer charmant zijn, me duizend keer liever zijn dan het afzichtelijke eigentijdse reclamegeweld waarvan het stikt in de Horster winkelstraten.
Genoeg gezeurd, hier komt ie dan, mijn top 5 van volkomen gedateerde eendimensionale gepersonifieerde dan wel geanimaliseerde figuratieve Horster reclame-uitingen, die juist vanwege die oubolligheid tegelijkertijd ook wel weer charmant zijn:

5. Ouderwetse degelijkheid en vakmanschap, dat is waar deze schoenmaker (die tevens weg weet met sleutels) voor staat. Je vindt ‘m bij Schoester Bert aan de Venrayseweg in Horst.

4. Waar zie je ’m nog, de groenteboer met een potlood achter z’n oor? Nou, bijvoorbeeld bij ’t Gruntehöfke aan de Meerlosebaan in Grubbenvorst.

3. Slagers die hun eigen vlees keuren zijn onbetrouwbaar. Varkens die hun eigen vlees aanprijzen – zoals in dit geval bij slagerij Joosten aan de Kloosterstraat in Grubbenvorst – ook?

2. ‘Bevallig’ is volgens Van Dale ‘door vorm, kleur, rangschikking enz. der delen het oog aangenaam aandoende, gracieus’. Welnu, kunnen we dan samen concluderen dat Cafetaria Eethuis ’t Pumpke aan de Markt in Lottum over een bevallige serveerster beschikt?

1. Peter van Straaten gisteren in NRC Handelsblad: ‘De echte, klassieke oudere obers zijn er niet meer. Obers die niet alleen de bestelling brachten maar ook waakten over het welzijn van hun klanten. Ik denk nog altijd met weemoed aan een paar exemplaren van dat uitgestorven ras.’ Zou Peter van Straaten deze passage ook hebben geschreven als hij zich ooit had laten bedienen door de ober van café ’t Hukske aan de Schadijkerweg in Meterik? Nee dus.

Klein mysterie 265 – Zwaai

Ge rookt d’n asfalt en de zwaj
as ’t pas gereagend haj

Een strofe uit de nummer 1 van mijn top 5 van Rowwen Hèze-nummers. Wat ik er vooral zo mooi aan vind, is dat ‘d’n’ voor ‘asfalt’. Zo zeggen we dat inderdaad in het Horster. Niet ‘ut asfalt’, maar ‘d’n asfalt’. Zoals we ook ‘de zand’, ‘d’n bituum’, ‘de stasie’, ‘de zaal’ (zadel) en ‘d’n turf’ zeggen.
De betekenis van ‘zwaj’ was me lange tijd onbekend. Totdat in 1993 het onvolprezen Zò bót ás en hiëp verscheen.
Bladzijde 83: ‘zwaai: stoëm, dâmp’.

Op gezag van Rowwen Hèze heb ik dus altijd aangenomen dat de niet onaangename geur die er hangt na een vooral zomerse regenbui de geur van d’n asfalt en de zwaj (of zwaai) is. Hoewel ik de geur ook wel eens meende te bespeuren op plaatsen waar in de verste verte geen asfalt te bekennen was. En hoewel ik niets rook als ik na een regenbui wel eens met m’n neus umliëg op d’n asfalt ging liggen. En hoewel het me ook maar niet lukte de geur van de zwaj te identificeren. Ik weet dat maar aan een gebrekkig ontwikkeld reukorgaan. Twijfel aan de juistheid van de bewering van Jack Poels (de tekstdichter van De Peel in brand) liet ik niet toe – zou toch een vorm van heiligschennis zijn.
Sinds woensdag is het allemaal anders. Ik was aan het lezen in dit boek,
een verzameling eerder in De Volkskrant verschenen columns. Op pagina 105 en 106 brengt Koen Schouten een ode aan regen. Vooral aan het geluid van regen. Maar ten slotte ook aan de geur van regen: ‘Als het lang droog is, scheiden planten een olieachtige stof af om de groei van hun zaden te vertragen: petrichor. Die blijft op de bodem liggen. Als het gaat regenen, dan ruik je hem. Een van de lekkerste geuren die bestaan. En net als een goede zomerbui niet na te maken.’ Petrichor! Vergeet d’n asfalt en de zwaj: het is petrichor dat je ruikt als het pas geregend heeft! Ook al weer een heerlijk woord trouwens, petrichor (spreek uit: petrikor). Volgens Wikipedia in 1964 gemunt door de Australische wetenschappers I.J. Bear en R.G. Thomas.
Hamvraag is natuurlijk of Jack Poels dit allemaal wist toen ie in de jaren tachtig De Peel in brand schreef. Ik ga er vanuit van wel, vooral omdat ik niet wil dat er binnen een maand behalve Frits Abrahams nog een tweede held van z’n voetstuk duikelt. Waarom dan toch d’n asfalt en de zwaj? Misschien omdat Ge rookt d’n asfalt en d’n petrikor / as ’t pas gereagend haj niet echt lekker in de mond ligt?
Hoe het verder ook zij: duidelijk is dat ik niet langer met m’n neus op d’n asfalt hoef te gaan liggen om de geur van een zomerse regenbui op te snuiven. Een hele last minder.

Intermezzo – Jachthut (16)

Mijn oordeel over jagen en jagers was tot afgelopen donderdag voornamelijk gebaseerd op een tafereel uit mijn jeugd dat zich jaarlijks aan het begin van de herfst herhaalde. Op een naburige akker was het kneuzen (heerlijk woord) van maïs in volle gang. Konijnen, fazanten en patrijzen vluchtten alle kanten op. Aan de rand van de akker stonden een stuk of tien jagers. Die knalden de weerloze konijnen, fazanten en patrijzen genadeloos neer. Was de maïs eenmaal gekneusd, dan trokken de jagers triomfantelijk verder, omhangen met konijnen-, fazanten- en patrijzenlijkjes. Als je er iets van zei, werd je afgesnauwd.
Broëdjaegers, volkomen achterhaald, komt tegenwoordig niet meer voor’, zo reageerde J. toen ik hem donderdag dit tafereel schetste. Waarop hij me gedetailleerd uit de doeken deed hoe het er vandaag de dag wel aan toegaat. Lukraak jagen op wild en gevogelte is er niet meer bij. Alles is strikt gereguleerd, wordt nauwkeurig geregistreerd en streng gecontroleerd. ‘Jacht’ is trouwens een term van vroeger, ‘wildbeheer’ is de huidige benaming. Pas als er een overschot van een bepaalde soort is of als de soort voor overlast of schade zorgt, komt de wildbeheereenheid in actie. (Zo zei wethouder Van Rensch twee weken geleden tijdens de gemeenteraadsvergadering dat hij overweegt het jachtverbod voor de Wittenhorstvelden tijdelijk op te heffen vanwege een konijnenplaag.) Verder zijn wildbeheerders ook verantwoordelijk voor de plaatsing van wildspiegels.
Kortom, jagers (wildbeheerders) zijn niet de beulen waarvoor ik ze altijd heb aangezien.
Goed, maar die maïskolven dan, die ik in december aantrof bij een jachthut? Dat is toch lokvoer, bedoeld om dieren stuk voor stuk af te schieten? Mis, aldus J.: ‘Op plaatsen waar lokvoer is neergelegd, kunnen de jagers beter het wild beoordelen (aanspreken) op leeftijd en conditie van het dier. Zieke of kreupele dieren worden altijd het eerst geschoten.’
Weet u? Ik geloof J. op z’n woord. Als hij zegt dat hij dieren niet voor z’n plezier doodt, twijfel ik daar niet aan. Als hij zegt dat hij dieren niet onnodig laat lijden, zal dat beslist zo zijn. Als hij zegt dat hij alleen jaagt als de jacht geopend is en in gebieden waar dat is toegestaan, spreekt hij ongetwijfeld de waarheid. Als hij zegt dat zijn ervaring is dat de grootste tegenstanders van de jacht als eersten bij hem op de stoep staan als hun bloemen of koolplantjes worden aangevreten, dan is dat vast en zeker waar. Als hij zegt dat de meer dan tachtig procent van de Nederlandse bevolking die met Kerstmis wild eet, de rest van het jaar tegen de jacht is, kon hij daar wel eens gelijk in hebben.
Toch heeft J. me niet kunnen overtuigen van nut en noodzaak van de jacht. Fundamenteel blijft de vraag wat de mens het recht geeft collega levende wezens te doden. De overlast en schade die dieren veroorzaken? Maar als die overlast en schade al zo groot zijn, zijn er toch ook andere bestrijdingsmethoden dan louter de jacht? Zoals stichting De Faunabescherming zegt: ‘De jacht is meestal niet meer dan symptoombestrijding die niet bijdraagt aan het oplossen van het achterliggende probleem. Bovendien zijn er tal van alternatieve maatregelen mogelijk om eventuele belangrijke landbouwschade of gevaar voor de openbare veiligheid te voorkomen of te beperken, zoals verjagende en werende middelen. Ons grote bezwaar tegen de Nederlandse over¬heden is dat zij al te gemakkelijk aan jagers toestemming verlenen om be¬paalde diersoorten te mogen schieten, zonder dat goed bekeken is of en hoeveel schade er is, en of andere middelen zijn toegepast om die schade te voorkomen.’
Ik blijf dus tegen de jacht. Tegelijkertijd realiseer ik me dat ik zelf ook niet helemaal zuiver op de graat ben. Zo probeer ik door het aanbrengen van horren en door ramen en deuren zoveel mogelijk gesloten te houden te voorkomen dat vliegen en muggen mijn huis binnendringen. Als ik desondanks ’s nachts uit m’n slaap wordt gehouden door zo’n irritant zoemende mug, aarzel ook ik niet het dier naar een andere wereld te helpen. Fout! Daarom beloof ik hierbij plechtig dat ik op zoek ga naar alternatieve maatregelen die moeten verhinderen dat irritant zoemende muggen me ’s nachts uit m’n slaap houden (suggesties welkom). Behalve om een hele hoop andere redenen, is dat gesprek met J. ook daarom nuttig geweest.

Intermezzo – Jachthut (15)

‘Eerlijk gezegd wil ik je wel eens ontmoeten omdat ik het niet altijd eens ben met je verslagen. Maar dat wil ik wel persoonlijk bespreken met jouw en niet via de mail, want dat vind ik dan verstoppertje spelen.’ Altijd goed om met je lezers in contact te komen, zelfs als ze het niet met je eens zijn. Dus maakte ik een afspraak met J., want hij was het die me onlangs per e-mail voor een gesprek uitnodigde. Het werd een enerverende en leerzame avond. Zo enerverend en leerzaam dat het resulteerde in twee stukjes (klik hier voor het tweede).
J. bleek jager te zijn. J. (en met hem vele andere Horster jagers) is niet bepaald gelukkig met mijn stukjes over jachthutten en meer nog met het feit dat ik in 2008 foto’s en locatiegegevens van twee Horster hutten naar jachthutten.nl heb gestuurd. Waarom? Omdat het vaak voorkomt dat anti-jachtactivisten jachthutten.nl (een website met foto’s en locatiegegevens van honderden jachthutten) gebruiken om hutten op te sporen en ze vervolgens te bezetten, te vernielen of in brand te steken.
J. had in z’n eigen hoogzit eens twee van dergelijke types uit Amsterdam aangetroffen, die hij er slechts met de grootste moeite uit had weten te krijgen. En wat had het duo bij zich? Mijn van jachthutten.nl geplukte foto van de betreffende hut! Met andere woorden: als ik die foto niet had doorgestuurd naar jachthutten.nl, waren die Amsterdamse activisten nooit op het idee gekomen de hoogzit van J. te bezetten. Zit iets in. Maar ben ik verantwoordelijk voor de daden van anderen? Als ik een foto publiceer van een jachthut en diezelfde hut wordt twee weken later vernield, is het dan mijn schuld? Dacht het niet. Het zou misschien anders liggen als ik opriep tot vernieling of bezetting van jachthutten, maar dat heb ik niet gedaan en zal ik ook nooit doen: je moet gewoon met je fikken van andermans eigendom afblijven.
Jachthutten.nl dan, roept dat op tot vernieling van jachthutten? ‘Ja’, zegt J.: ‘Jachthutten.nl is een site die aanspoort tot vernieling van hoogzitten. Dat is in jagerskringen bekend, en bewezen.’ ‘Nee’, zeg ik. Weliswaar noemt initiatiefnemer Harry Voss (gemeenteraadslid voor de Partij voor de Dieren in Apeldoorn) jachthutten.nl een ‘virtuele schandpaal voor illegale bouwwerken van jagers’, maar hij zegt tegelijkertijd (klik hier en vervolgens op ‘opening site’): ‘Het is met nadruk niet de bedoeling vandalisme uit te lokken met de onthulling van de plaatsen waar de illegale jachthutten zich bevinden, maar een maatschappelijke discussie op gang te brengen over de privileges die jagers zich menen te kunnen veroorloven door te handelen alsof ze boven de wet staan.’ Opnieuw is de vraag: als Harry Voss een foto publiceert van een jachthut en diezelfde hut wordt twee weken later vernield, is het dan zijn schuld? Ik vind van niet; J. denkt daar anders over.
Ben ik zelf dan een heilig boontje? Nee. Ook ik maak me schuldig aan het overtreden van de wet. J. wees me daar terecht op. Ik betreed bij het fotograferen van jachthutten namelijk zonder toestemming andermans grondgebied. Kan niet, mag niet, zal ik nooit meer doen (ik overweeg wel een telelens aan te schaffen).
Maar dat is nog niet alles. Zelfs, ik kan er niet omheen, betreed ik wel eens illegaal een jachthut (dat wil zeggen als er geen slot op zit en als de ladder die toegang geeft tot de hut er enigszins deugdelijk uitziet – het laatste was bijvoorbeeld bij J.’s hut niet het geval).
Niet om er vernielingen in aan te richten, maar uit een onbedwingbare nieuwsgierigheid naar het jachthutinterieur.
Kan niet, mag niet, zal ik nooit meer doen.
Omdat er helaas geen biechtvader ter plekke was en ook niet zo snel opgetrommeld kon worden, heb ik ten overstaan van J. maar het Confiteor uitgesproken:
Confiteor Deo omnipotenti,
beatæ Mariæ semper Virgini,
beato Michæli Archangelo,
beato Ioanni Baptistæ,
sanctis Apostolis Petro et Paulo,
omnibus Sanctis, et vobis, fratres (et tibi pater),
quia peccavi
nimis cogitatione, verbo et opere:
mea culpa,
mea culpa,
mea maxima culpa.
Ideo precor beatam Mariam
semper Virginem,
beatum Michælem Archangelum,
beatum Ioannem Baptistam,
sanctos Apostolos Petrum et Paulum,
omnes Sanctos, et vos, fratres (et te, pater),
orare pro me ad Dominum Deum nostrum.
Amen.

(klik hier voor de vertaling)