donderdag 23 april 2009

Intermezzo – Martin Bril

Martin Bril is dood. Godverdegodver. Vreemd eigenlijk, hoe het overlijden van iemand die je nooit hebt gesproken of in levenden lijve hebt gezien, je zo kan raken.
Enkele jaren geleden wijdde Martin Bril in een Volkskrantcolumn enkele passages aan Horst. Hoe graag had ik die hier geciteerd. Maar helaas, ik kan de bewuste column niet vinden. Ik vraag me zelfs af of ik ‘m wel heb uitgeknipt. Nog erger: ik begin nu ineens te twijfelen of hij die column überhaupt wel heeft geschreven. Dan maar iets anders. Maar wat? De meeste van zijn columns lenen zich niet zo erg om er zomaar een citaat uit te plukken. Bovendien vind ik dat er enig verband moet zijn met de thematiek van dit weblog. Daarom valt bijvoorbeeld dat niet met droge ogen te lezen stukje over een vader die z’n zoontje leert in een urinoir te plassen af. Hetzelfde geldt voor de columns over het genot van de eerste voetstappen in verse sneeuw en over het jongetje van een jaar of 6, 7 dat helemaal in de ban is van Klaas-Jan Huntelaar. De keuze is uiteindelijk gevallen op enkele passages uit ‘Verzet’, verschenen in De Volkskrant van 2 februari 2006:

Het zijn kleine berichten, maar ze doen het hart even boos opspringen. Vorige week: minister Donner wil een landelijk registratiepunt voor graffiti. De strijd tegen de ongevraagde muurschildering zal geïntensiveerd worden. Het moet afgelopen zijn met de verloedering: Nederland krijgt weer schone viaducten, onberispelijke muren, geen geklodder meer op bruggen, lantarenpalen en glasbakken. Dat draagt ook bij tot het gevoel van veiligheid.
Handen wassen voor het eten.
Met twee woorden spreken.
Oudjes helpen bij het oversteken.
Daar moet ik altijd aan denken als ik zo’n bericht lees. Allemaal niets op tegen, zeer fatsoenlijk zelfs, maar toch wringt er ook iets, en dat is het linkse, of beter gezegd: het opstandige hart. (…)
Ergens in de Noordoostpolder een elektriciteitshuisje zien staan waar met witte verf Mieke op is gekalkt, manshoog, het ontroert me. Het idee alleen al dat een jongen er in een mistige nacht met een emmer witte verf en een grote kwast op uit trekt om zo van zijn hartstocht kond te doen – schitterend. Nog mooier: de eerste keer dat Mieke op haar brommer langs het elektriciteitshuisje snort en haar naam ziet staan. Meteen weet ze wie het gedaan heeft, en even knijpt de verliefdheid haar keel dicht.
(…)Fatsoen moet je doen, zegt deze regering, en het regent plannen, voornemens, websites, reclamecampagnes, ideeën en onderzoeken. Maar wie wil nou fatsoenlijk zijn, in het diepst van zijn gedachten? Wij allemaal, misschien wel, ja, het zou zomaar kunnen. Maar toch is verzet een dure plicht, en niet alleen in tijden van oorlog.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten