maandag 17 december 2012

Klein mysterie 407 – Boekenkast

Altijd en eeuwig een dankbaar gespreksonderwerp op feesten en partijen: het dialect. Gisteren ook weer. Over boeken ging het. Meer in het bijzonder het ding waar je ze in opbergt, de boekenkast. Nog meer in het bijzonder de Horster boekenkast. Bokekást. En geen beukkást. En ook geen beukekást. Tenzij het een van beukenhout gemaakte kast betreft. Maar dan zeg je eerder ennen beuke kást. Een beuken boekenkast is daarom ennen beuke bokekást. Een beuken boekenkast om te huilen zo lelijk is ennen beuke bokekást um te böäke zoa lellik. Zeg dat maar eens tien keer achter elkaar.
Terug naar de bokekást. De vraag was waarom het bokekást is en geen beukkást dan wel beukekást. Had ik nou nog nooit bij stilgestaan. Moeilijk te bevatten is het inderdaad wel, zeker voor mij als niet-dialectoloog.
In het Nederlands is (of: lijkt?) het eenvoudig. Boek heeft als meervoud boeken; de kast is bestemd voor meerdere boeken en dus is het boekenkast. In het Horster dialect is het enkelvoud van boek book, het meervoud beuk; de kast is bestemd voor meerdere boeken en toch is het geen beukkást of – om het minder tongbrekend te laten zijn – beukekást. Zelfs de vergelijking met het Duits gaat in dit geval niet op: daar is het in het enkelvoud das Buch, in het meervoud die Bücher; de kast is bestemd voor meerdere boeken en dus is het Bücherschrank of Bücherregal.
Verder kwamen we niet – de Floriade, de Horster afvaltarieven en het voetbalgeweld moesten  óók hoognodig worden besproken. Toen ik er later verder over nadacht, leidde dat in eerste instantie tot niets, althans niet tot een verklaring voor bokekást. Wel tot een rijtje Horster woorden met de enkelvoudsvorm, de meervoudsvorm en de meervoudsvorm in een samenstelling:
paer (peer) – paere – paeremánd.
lieuw (leeuw) – lieuwe – lieuwevurbliëf.
moës (muis) – muus – moëzeval.
hoës (huis) – huus – hoëzemaert.
hoand (hond) – hund – hóndepension.
boëm (boom) – buëm – boëmeregister (of buëmregister?).
jas (jas) – jes – jasserek.
stool (stoel) – steul – stolendáns.
En toen vroeg ik me af: is op grond van genoemde voorbeelden de (vrij ingewikkelde) conclusie gerechtvaardigd dat Horster woorden die in het meervoud een klinkerverandering ondergaan, nog een tweede meervoudsvorm zonder klinkerverandering hebben, die alleen in een samenstelling aan het licht komt? Of bezondig ik me nu aan een Stapeltje en heb ik - natúúrlijk onbedoeld - alleen naar voorbeelden gevonden die in mijn kraam te pas komen? Gespreksstof genoeg voor het volgende feestje of partijtje dunkt me.

1 opmerking: