maandag 1 juli 2013

Klein mysterie 456 – Leefbaarometer

Iedereen met last van vakantieverveling kan ik van harte de Leefbaarometer aanbevelen. Staat garant voor vele uren lees-, kijk- en vergelijkplezier. De Leefbaarometer is vorige week gepubliceerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zoals de verschrikkelijke naam al doet vermoeden gaat ie over leefbaarheid en de ontwikkeling daarvan. En wel in alle Nederlandse steden, dorpen, wijken en buurten. Belangrijkste conclusie: in tegenstelling tot wat je misschien zou denken is de leefbaarheid sinds 1998 alleen maar toegenomen. ‘Geldt dit ook voor Horst aan de Maas?’, zo vroeg ik me af. Antwoord: nee! Is het hier dan slecht gesteld met de leefbaarheid? Ook niet! Zowel in 1998 als in 2012 kwalificeert de Leefbaarometer de leefbaarheid in Horst aan de Maas als ‘zeer positief’.
De Leefbaarometer valt ook uit te splitsen naar buurtniveau. Doe je dat voor Horst aan de Maas dan komen toch enkele veranderingen aan het licht. Verbeteringen vooral: van de 49 buurten in Horst aan de Maas scoorden Molenveld, De Riet, Weisterbeek (vraag me niet wat precies onder ‘De Riet’ en wat precies onder ‘Weisterbeek’ wordt verstaan) en Nieuwstraat in 1998 het laagst. De leefbaarheid kreeg er de beoordeling ‘positief’. Anno 2012 zijn Molenveld, De Riet en Nieuwstraat opgeklommen tot ‘zeer positief’ en is alleen Weisterbeek blijven hangen op ‘positief’. Andere stijgers zijn Griendtsveen, Kapellerhof, Sevenum en de buitengebieden van Grubbenvorst en Tienray. Ontwikkelden zich allemaal van ‘zeer positief’ tot ‘uiterst positief’.
Zijn er ook dalers? Slechts vier: Evertsoord en de buitengebieden van Broekhuizen, Lottum en Meerlo, die nu als ‘zeer positief’ worden gekwalificeerd, golden in 1998 nog als ‘uiterst positief’. Dat de Leefbaarometer dit niet als ‘beperkt negatieve ontwikkeling’ maar als ‘geen ontwikkeling’ aanmerkt, is dan weer positief.   
De Leefbaarometer bepaalt de leefbaarheid aan de hand van 49 indicatoren. Het voert e ver die hier allemaal te gaan bespreken, maar het verbaast me in hoge mate dat de nabijheid van een bankfiliaal wél tot de indicatoren behoort en die van een school of bibliotheek niet. Zoals ik evenmin begrijp dat speeltuintjes en trapveldjes geen indicatoren zijn. En kan iemand me vertellen wat ‘uitzicht op binnenwater’ of ‘dominantie boerderijen en tuinderijen’ zegt over leefbaarheid?
Uitgesplitst naar buurten stapelen de vragen zich nog verder op. Waarom scoort Broekhuizen extreem laag op ‘sociale samenhang’ en Lottum behoorlijk hoog?
Waarom scoren zoveel buurten in Horst aan de Maas zo slecht op het gebied ‘publieke ruimte’? Aan de slechte staat van de trapveldjes kan het dus niet liggen. Wel aan het ontbreken van ‘uitzicht op binnenwater’? Je zou het haast gaan denken, want juist op dit punt scoort het aan de Maas gelegen Broekhuizen heel hoog.
En wat maakt dat de Horster buurt De Risselt qua voorzieningenniveau zo hoog uitsteekt boven een op het eerste gezicht vergelijkbare buurt als Berkelsbroek? Is daarvoor soms bepalend dat de Aldi voor de meeste bewoners van De Risselt dichterbij is dan Jan Linders voor de meeste bewoners van Berkelsbroek?
Zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Zoals gezegd staat de Leefbaarometer garant voor vele uren lees-, kijk- en vergelijkplezier. Iets anders is of je ’m ook helemaal serieus moet nemen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten